Dit artikel gaat in op de formele aspecten van het belastingrecht, zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht (Awr) en de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr). Dit vakgebied wordt ook wel formeel belastingrecht genoemd. De algemene aspecten die van belang zijn voor het toepassen van de wetten worden allereerst behandeld. Vervolgens gaat dit artikel in op de navordering, de fiscale procedure en fiscale boetes.

Algemene aspecten Awb en Awr

Een belangrijk onderscheid voor het juist toepassen van de Awb en Awr is het verschil tussen aangifte- en aanslagbelastingen. Bij een aangiftebelasting moet de belastingplichtige zelfstandig de belasting berekenen en betalen. De bemoeienis van de belastingdienst is minimaal. Voorbeelden van aangiftebelastingen zijn de loonbelasting en omzetbelasting. Bij een aanslagbelasting moet de belastingplichtige wel aangifte doen, maar legt de inspecteur vervolgens de aanslag op. De betrokkenheid van de belastingdienst is veel intensiever. Voorbeelden van aanslagbelastingen zijn de inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting en successiewet (erf- en schenkbelasting).

Aangezien de inspecteur nauw betrokken is bij het opleggen van aanslagbelastingen is het niet zonder meer mogelijk om na te vorderen door middel van een navorderingsaanslag. Bij een aangiftebelasting kan de inspecteur een naheffingsaanslag opleggen als de belastingen die op aangifte dienen te worden voldaan niet of niet geheel zijn betaald. Naheffing is niet meer mogelijk na verloop van vijf jaar na het kalenderjaar waarin de belastingschuld is ontstaan. Navorderen is aan allerlei wetten gebonden die hierna zullen worden behandeld.

Navordering

Indien de materiële belastingschuld hoger is dan de geformaliseerde belastingschuld zal een inspecteur bij het vaststellen van de aanslag afwijken van de aangifte. Mocht de aanslag al zijn geformaliseerd dan kan de inspecteur nog tot navordering overgaan door een navorderingsaanslag op te leggen. Aangezien de belastingplichtige er vanuit mag gaan dat de inspecteur bij het vaststellen van de aanslag zorgvuldig heeft gehandeld (Algemene beginselen van behoorlijk bestuur; bestuur = overheid) is het opleggen van een navorderingsaanslag aan allerlei regels gebonden. Deze voorwaarden zijn opgenomen in art. 16 Awr.

Tijdvak

De bevoegdheid tot het vaststellen van een navorderingsaanslag door de inspecteur vervalt door verloop van vijf jaren na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan. Voor tijdvakbelastingen, zoals de inkomstenbelasting, geldt het einde van de termijn (einde van het belastingjaar) als tijdstip. Voor situaties die zich afspelen in het buitenland wordt een termijn van 12 jaar gehanteerd, omdat het opvragen van gegevens uit het buitenland een belemmering vormt voor de inspecteur (bijvoorbeeld gegevens met betrekking tot buitenlandse bankrekeningen). Indien de inspecteur op enig moment de gegevens heeft moet het wel voortvarend een aanslag vaststellen anders vervalt zijn navorderingsmogelijkheid alsnog. De termijn wordt verlengd door kenbaar verleend uitstel met de duur van het verleende uitstel.

Nieuw feit

Daarnaast moet er sprake zijn van een nieuw feit. Een inspecteur kan niet zo maar terugkomen op een vorige aanslag, omdat hij zorgvuldig zou moeten hebben gehandeld. Er is geen sprake van een nieuw feit als de inspecteur bij het behoorlijk vervullen van zijn taken bekend of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn met het feit. De inspecteur mag er bij het vaststellen van de aanslag vanuit gaan dat de aangeleverde gegevens in de aangifte juist zijn. Wel dient een inspecteur nader onderzoek te verrichten bij een redelijke twijfel aan de juistheid van de aangifte.

Uitzonderingen nieuw feit

Er is geen nieuw feit nodig wanneer het om een kenbare fout gaat (schrijf- of tikfout). Er is bijvoorbeeld 500 euro aangegeven wat leidt tot een teruggaaf van 1.000.000 euro. Hiervoor geldt een verkorte termijn van 2 jaar waarop de inspecteur mag terugkomen op de onjuiste aanslag.

Een tweede uitzondering, waarbij geen nieuw feit nodig is betreft de omstandigheid waarin de belastingplichtige te kwade trouw is. Het gaat hierbij om het opzettelijk verstrekken van onjuiste inlichtingen aan de inspecteur. De termijn – zoals genoemd onder het eerste punt – blijft hierbij wel gelden. Hiervoor kan een vergrijpboete worden opgelegd.

Fiscale procedure

Bezwaar maken bij inspecteur
Bent u het niet eens met een opgelegde aanslag of navorderingsaanslag dan kunt u bezwaar maken binnen een termijn van zes weken. U dient een bezwaarschrift in bij de inspecteur. Vervolgens doet de inspecteur uitspraak.

In beroep bij rechtbank
Bent u het niet eens met de uitspraak van de inspecteur dan kunt u bezwaar maken tegen de uitspraak. Dit betreft het in beroep gaan bij de rechtbank. Art. 26 Awr geeft aan dat beroep slechts mogelijk is wanneer het om een belastingaanslag of een voor bezwaar vatbare beschikking gaat. Een navorderingsaanslag is een belastingaanslag op grond van art. 2 lid 3 onder e Awr. Er moet eerst bezwaar zijn gemaakt alvorens tot beroep kan worden overgegaan (Art. 7:1 Awb).

In hoger beroep bij gerechtshof
Bent u het vervolgens niet eens met de uitspraak van de rechter dan kunt u hoger beroep aantekenen bij het Gerechtshof.

In cassatie gaan bij Hoge Raad
Tot slot heeft u nog de mogelijkheid om in cassatie te gaan bij de Hoge Raad. De Hoge Raad kijkt niet naar de feiten en omstandigheden van de casus, maar beoordeelt of de Rechtbank en de Hoge Raad de juiste procedures heeft gevolgd om tot het oordeel te komen.

Fiscale boetes

Aan de belastingplichtige kunnen boetes worden uitgedeeld om te voorkomen dat aangiftes niet tijdig of onjuist worden ingediend. De wetgeving hieromtrent is opgenomen in Hoofdstuk VIIIA en Hoofdstuk IX van de Awr alsmede in het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (BBBB). In het BBBB staat onder meer de hoogte van de boetes vermeld en de wijze waarop de boetes moeten worden opgelegd.

Binnen het fiscale sanctierecht kan onderscheid worden gemaakt tussen:

  • Bestuursrechtelijke boetes (bestuurlijke boete oftewel overtreding): hierbij handelt de inspecteur zelf en legt zelf de boete op. Er kan een onderscheid worden gemaakt tussen verzuim- en vergrijpboete.
  • Strafrechtelijke boetes: dit betreffen strafbare feiten die via het Openbaar Ministerie (Officier van Justitie) worden opgelegd. Er kan een onderscheid worden gemaakt tussen misdrijven en overtredingen.

Indien een aanslag- of afdrachtsbelasting niet tijdig wordt aangegeven kan er een verzuimboete worden opgelegd (Art. 67a en 67b Awr). Ook wanneer de aangifte niet tijdig wordt betaald kan er een verzuimboete worden opgelegd (Art. 67c Awr). Ten aanzien van vergrijpboetes gaat het om zwaardere overtredingen. Er moet sprake zijn van opzet of grove schuld wil er een vergrijpboete worden opgelegd. De wetgeving hieromtrent is vastgelegd in de artikelen 67cc Awr t/m 67f Awr.

Reacties

Leave A Comment

Roel

Fijn artikel, maar...

Toch meer hulp nodig?

Gerelateerde pagina's